IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur



Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi


Ooievaar (Ciconia Ciconia)

Ooievaar (Ciconia Ciconia)
Klik op de foto voor een groter exemplaar


 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

Grootte: -

Biotoop: meestal nabij boerderijen met weilanden; fourageert vaak in natte weilanden en uiterwaarden

Territorium: -

Trekken of blijven: De oorspronkelijk in Nederland broedende ooievaars waren trekvogels, die van maart tot in september in ons land verbleven. Ze leefden vooral van muizen, regenwormen en grote insekten. De ooievaars uit het westen des lands overwinterden in de savanne van West-Afrika, die uit de noordelijke landsdelen vooral in Oostelijk Afrika, van Kenya tot in Zuid-Afrika.

Bedreigd of niet? Ooievaars staan op de Rode Lijst omdat ze vrijwel als broedvogel verdwenen zijn uit ons land.

Volgens de eerste telling in ons land (in 1910, toentertijd een unicum!) waren er zo'n 500 bewoonde ooievaarsnesten. Reeds toen werd al gesproken van een afname, die zich nadien heeft doorgezet. Begin jaren zestig broedden nog enkele tientallen paren in ons land, in de jaren zeventig slonk het broedbestand tot minder dan tien paren en in 1991 werd voor het eerst geen enkel 'wild' broedpaar in ons land vastgesteld.

Dat er nog steeds ooievaars in Nederland rondvliegen, is vooral te danken aan de enthousiaste vrijwilligers, die sinds 1969 werken aan de herintroductie van de soort. In dat jaar werd door Vogelbescherming Nederland ooievaarsdorp 'Het Liesveld' opgericht. Hier worden ooievaars in gevangenschap gehouden. Succesvolle broedparen worden uitgezet in één van de twaalf buitenstations, en de jongen die ze daar krijgen worden volledig in vrijheid gelaten. Het uiteindelijke doel hiervan is het vormen van een zich in Nederland thuisvoelende populatie met alle kenmerken van de wilde soort. Inmiddels zijn er 220 vrijvliegende ooievaarsparen, die in 1994 tezamen 310 jongen voortbrachten. Vrijwel al deze jongen gaan in de nazomer op trek naar het zuiden. Daarmee is de eerste fase van het ooievaarsprojekt een groot succes geworden. Om de nu bereikte resultaten ook op langere termijn vast te houden, zal het accent de komende jaren worden gelegd op de in volledige vrijheid levende vogels. Die moeten weer zoveel als mogelijk los van hun weldoeners leren leven. Dat betekent, dat de vogels zelf hun voedsel dienen te vergaren. Landschappen met een afwisseling van natte en droge gronden en veel, extensief gebruikt grasland komen hiervoor het meest in aanmerking. Vogelwerkgroepen kunnen, samen met de beheerders van de buitenstations, wellicht een rol spelen bij het streven naar een ooievaar-vriendelijk beheer van de omgeving van de huidige buitenstations. Vooral in het Gelderse en Zuidhollandse Rivierengebied, in de kop van Overijssel en de weidegebieden van Friesland en Groningen zou de ooievaar op deze manier kunnen terugkeren. Het 'loslaten' van de soort betekent ook, dat steeds meer ooievaars hun oude trekroutes naar Afrika weer op zullen pakken. Bescherming van de Nederlandse ooievaars betekent daarom ook, dat de trekweg en het overwinteringsgebied aandacht behoeven, en dat misstanden als jacht, het verdwijnen van leefgebieden en de vele slachtoffers van elektriciteitsleidingen door Vogelbescherming, samen met de buitenlandse BirdLife-partners, aangepakt moeten worden.

Aantal broedparen in Nederland: 273 broedparen (1998)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland>

De teloorgang van de Ooievaar

(prof. Dr. K.H. Voous, Vogels nr. 44 maart/april 1988, Tijdschrift voor vogelbescherming)

Met zijn talloze oude volksnamen getuigt de Ooievaar dat hij een gevestigde en gewaardeerde plaats inneemt in het leven van de mensen. Een dak met een ooievaarsnest geeft beschutting aan een gezegend huis. Voor de Oud-Testamentische Joden was de Ooievaar cultisch onrein maar Christenen en Moslims eerbiedigen en vereren Ooievaars vanouds en tolereren de massieve takkennesten op kerken en moskeeën.

Op een schilderij van Emanuel de Witte uit het midden van de 17e eeuw in het kunstmuseum te Leipzig stappen twee Ooievaars rond op de Amsterdamse vismarkt, onbekommerd om bezige mensen en struinende honden. Het is een beeld dat tot voor kort in het Nabije Oosten gewoon was. In deze eeuw dreigt de Ooievaar door toedoen van de mens in snel tempo ten onder te gaan.

De Ooievaar is een vogel van het open veld, oorspronkelijk misschien zelfs van de steppen en steppemeren, of anders, van brede, 's winters overstroomde rivierdalen. Hij broedt in een verbroken areaal in heel Europa en gematigd Azië. De Uitgestorven Ooievaar van Noord-Amerika, bekend als Ciconia maltha, moet vooral een aaseter zijn geweest, die, als een Maraboe, zijn voedsel deelde met gieren en arenden. Hij stierf tegen het einde van de laatste ijstijd uit, onbeïnvloed door de mens.

Het zwaar beboste Midden- en West-Europa van vóór de middeleeuwen moet het vrijwel uitsluitende domein van de Zwarte Ooievaar zijn geweest. De 'witte' Ooievaar is een 'veldooievaar', die zich pas na de ontbossingsrevolutie, dus in de 14e of 15e eeuw, in Europa heeft kunnen uitbreiden. Dat de Ooievaar in Spanje thans zijn laatste West-Europese bruggehoofd bezit, ligt niet alleen aan het land maar vooral aan de tolerantie van de daar levende mensen. In Italië moet de Ooievaar al eeuwen geleden zijn uitgeroeid. Als hij in de Levant geen heilige vogel was geweest, zou hij ook daar reeds lang zijn verdwenen. In deze eeuw is de Ooievaar bezig in West- en Midden-Europa uit te sterven. Het verloop van de teruggang is goed gedocumenteerd. De oorzaken er van zijn slechts langzaam aan het licht gekomen.

In Duitsland is het aantal Ooievaars tussen 1934 en 1952 met 49% achteruitgegaan; in West-Duitsland tot 1983 zelfs met 82%. In Denemarken, destijds een ooievaarsland bij uitstek, bedroeg de achteruitgang tussen 1930 en 1984 98%. In Zweden broedde de Ooievaar tot 1957, in Zwitserland tot 1949, in België tot 1895. In Nederland registreerde Jan P. Strijbos in 1913 ongeveer 500 bezette nesten; in 1939 waren nog 312 nesten over (F. Haverschmidt). Dertig jaar later (1969) waren nog slechts 19 nesten bezet. In 1984 broedden twee paren echte wilde Ooievaars voor het laatst in Grafhorst en Voorst. Toen viel het doek en verschenen op het juiste moment de onder mensenhoede opgegroeide Ooievaars uit het ooievaarsdorp 'Het Liesveld' en zijn buitenstations.

Toch trekken elk najaar over de Bosporus nog ca. 500.000 Ooievaars uit geheel Oost-Europa naar Klein-Azië op weg naar verre landen in Afrika. De vraag moet daarom worden gesteld waaraan de achteruitgang in Midden- en West-Europa en de relatieve stabiliteit in Oost-Europa moeten worden toegeschreven.

In zijn broedgebied houdt de Europese Ooievaar van aan veldmuizen, mollen, kevers, sprinkanen en andere grote insecten rijke, bultige graslanden met poelen en sloten. Boerenhofsteden, eenzame bomen, nestpalen en kerktorens in dorpen en steden moeten hem nestplaatsen verschaffen. Maar waar zijn bij de gerationaliseerde en intensieve landbou zulke omstandigheden nog te vinden? De ooievaar is daarbij gulzig als een tropische Maraboe. In de Hongaarse poesta zag iemand een Ooievaar binnen een uur 44 muizen, 2 hamsters en 1 kikvors verorberen; een ander Ooievaar verschalkte er 25-30 krekels per minuut. Chemische bestrijding en versterking van het maritieme klimaat van West-Europa (dus nattere zomers) hebben het aantal grote insecten sterk doen afnemen en het voedsel voor de Ooievaars beperkt.

De wintergebieden van de Europese Ooievaars zijn de savannen en grasvlakten van geheel Afrika. Waar sprinkhanen en grasrupsen (army worms) als plaag optreden verzamelen de Ooievaars zich bij honderden of duizendtallen. Sprinkhaanzwermen worden zelfs als basisvoedsel aangemerkt. Zij verschaffen de Ooievaar de lichaamsreserve nodig om de soms 10.000 km lange trekreis naar het noorden te volbrengen en in optimale conditie in het broedgebied aan te komen. Insectenbestrijdingsmiddelen hebben de Ooievaars gedood of verzwakt en later, door hun efficiënte werking, hun het basisvoedsel (de sprinkhanen) ontnomen. Als gevolg van de slechte aankomstconditie van vergiftigde of ondervoede vogels, en gekoppeld aan de ontoereidendheid van het broedbiotoop, werden vanaf het midden van de dertiger jaren eerst de eieren breekbaarder, werden jongen opgegeten in plaats van opgevoed, werden de broedresultaten minder, werden de lange trekwegen bezwaarlijker en stierven tenslotte de oude vogels thuis of in de wintergebieden een voortijdige dood. Het langst hebben de Oost-Europese Ooievaars het uitgehouden. Hun aantal nam zelfs toe. In Polen en de Sovjet Unie nam het landbouareaal ten koste van de bostebieden toe, terwijl de voor Ooievaars aantrekkelijke nieuwe cultuurgronden nog niet het gerationaliseerde, oecologisch steriele stadium van het westen schijnen te hebben bereikt. Met de ook daar te verwachten modernisering van de landbouw zal aan de huidige toename van de Ooievaars evenwel onherroepelijk een einde komen. Daarmee lijkt het lot van de Oude Wereld Ooievaar uiteindelijk even zeker te zijn bezegeld als dat van zijn Noord-Amerikaanse tegenhanger twintigduizend jaar geleden.

Uit de dagbladen:

De ooievaar staat weer op eigen poten
12 april 2000, © dagblad Trouw

De ooievaar staat weer op eigen poten. Er vliegen 300 broedparen vrij rond, in alle provincies en begin deze maand zijn dankzij het zachte voorjaar al de eerste jongen (twee of drie per nest) uit het ei gekropen.

Vogelbescherming heeft daarom, na dertig jaar druk in de weer te zijn geweest met de ooievaar, een streep gezet onder het fokprogramma. Het ooievaarsstation Het Liesveld in Groot-Ammers is veranderd in een voorlichtingscentrum voor agrarisch natuurbeheer en de buitenstations waar de vogels vanaf het midden van de jaren zeventig zijn losgelaten, zijn gesloten.

De ooievaar stond in de jaren zestig op het punt uit Nederland te verdwijnen: het aantal broedparen was tot minder dan vijf gedaald. Hans Peeters van Vogelbescherming: ,,We besloten in te grijpen omdat je zo veel mogelijk soorten wilt behouden. Bovendien is het een opvallende, grote vogel die iedereen kent als kinderbrenger.''

Door milieuvervuiling was er voor de ooievaar amper nog eten: in de smerige sloten leefden geen kikkers meer en door de bestrijdingsmiddelen verdwenen voedselbronnen als sprinkhanen en mollen. Het water is nu flink schoner: er is weer volop leven in de sloten. En ook zijn de uiterwaarden, dankzij de natuurontwikkeling, een goed leefgebied voor ooievaars - ze eten daar vooral regenwormen.

De vraag is hoe 'natuurlijk' gefokte ooievaars nog zijn. Veel nakomelingen bleven 's winters gewoon hier. Peeters: ,,Ze hadden geen reden naar Afrika te gaan omdat ze werden bijgevoederd. Dat is echter gestopt en de laatste jaren trekt het merendeel weer weg. Ook vermengen ze zich met vrij levende ooievaars.''