IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur



Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi


Sneeuwgors (Plectrophenax nivalis)

Sneeuwgors (Plectrophenax nivalis)
Klik op de foto voor een groter exemplaar

 

Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

Herkenning: -

Biotoop: Er is geen zangvogel die zo noordelijk broedt als de Sneeuwgors. Zodra in het hoge noorden de eerste plekken sneeuw zijn weggedooid, zijn ze weer terug uit hun overwinteringsgebieden.

Broedgebied: Ze worden vanaf hoog boven de Poolcirkel broedend aangetroffen tot zelfs in het zuiden van Noorwegen en in Schotland.

Komt in Nederland voor als: Wintergast. De Sneeuwgors komt als overwinteraar voornamelijk voor langs onze kusten en zelden verder in het binnenland. Ze komen vanaf eind september en tot in november loopt hun aantal op, waarna hun aantal weer geleidelijk aan afneemt, totda ze voor het belangrijkste deel eind maart zijn verdwenen en soms tot in april nog worden gezien.
Meer dan 60% van de Sneeuwgorzen dat in Nederland overwintert, is afkomstig uit IJsland (ondersoort insulae). Ze trekken langs de Engelse oostkust naar de Nederlandse kusten. De overige zijn vermoedelijk afkomstig uit Groenland en misschien ook wel uit Scandinavië (ondersoort nivalis). De meeste Scandinavische Sneeuwgorzen overwinteren echter niet in West-Europa maar blijven in Scandinavië en langs de kusten van de Oostzee.
Ze zoeken hun voedsel vooral op strandvlakten, zeedijken, aan de vloedlijn en op ruderale terreinen. Als hun foerageergebieden in strenge winters slecht bereikbaar zijn, worden ze wat vaker ook in het binnenland gezien op grote onkruidvelden van braakliggend land. Meestal worden ze waargenomen in groepjes tot enkele tientallen stuks.

Verspreiding in Nederland: De meeste worden in het noordelijke deel van de kusten waargenomen, zoals in de Eemshaven, Schiermonnikoog, de Friese noordkust, Texel en de Zuidpier van IJmuiden. Tussen Katwijk en Hoek van Holland worden er aanmerkelijk minder gezien en de aantallen in het Deltagebied zijn opmerkelijk geringer dan in het Waddengebied. Dat komt omdat Zuid-West-Nederland al bijna aan de zuidgrens ligt van het gebruikelijke overwinteringsgebied. Verder zuidelijk aan de Noordzeekust zijn ze veel schaarser.