IVN Vecht & Plassengebied - Kennis der Natuur


Excursies | Vogels | Vleermuizen | Natuurgebieden | Groencursus | Natuurgidsencursus | Organisatie | IVN Vecht & Plassengebied

Fotoboek | Natuurkrant | Vogelreis Falsterbo | Waterkwaliteit | Virtuele excursie Gunterstein | Poelenwerkgroep het Gooi

Heggenmus (Prunella Modularis)

Heggenmus (Prunella Modularis)


Geluid:

© ETI BioInformatics, SoortenBank.nl

De zang van de Heggenmus doet veel denken aan de zang van de Winterkoning. De Heggenmus heeft echter nooit een triller zoals de Winterkoning die kent. En de zang van de Heggenmus is ook zachter, minder hard en luid. Maar wel net zo mooi! Eind februari en begin maart kunnen we de zang al horen. Die is in de periode maart tot in mei vaak uitbundig en het zal niemand die de zang kent, verbazen dat de Heggenmus tot de betere zangertjes wordt gerekend en dat in de oude vogelboeken veel voorkomende naam 'bastaardnachtegaal' daar wel eens verband mee zou kunnen houden.

Herkenning: L 15 cm. Een fractie groter dan een Mus. Heggenmussen gedragen zich zeer onopvallend en hebben een nogal verborgen leefwijze waarbij zij als een muis onder de struiken rondscharrelen om hun kostje bij elkaar te halen.

Broedgebied: De Heggenmus ontbreekt in West-Europa als broedvogel op IJsland, de Far-Oer, Spitsbergen en de Shetlands-eilanden.

Biotoop: bosrijk gebied, maar ook in parken en tuinen met voldoende dekking

Komt in Nederland voor als: Standvogel. Blijkens de ringgegevens is de Heggenmus in Nederland een echte standvogel. Maar ´s winters kunnen er wel exemplaren uit het hoge noorden hier overwinteren, maar ook doortrekken. Overtrekkende Heggenmussen vliegen vaak vrij hoog en zijn dan alleen aan het schelle trekroepje te herkennen.

Bedreigd of niet?

Aantal broedparen in Nederland: 125.000-200.000 broedparen (1998)

Verspreiding in Nederland (1979):


Atlas van de Nederlandse Broedvogels,
Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland

Procentuele ontwikkeling van de Heggenmus in Nederland:


Sovon & CBS, 1998

Het seksleven van de Heggenmus

(Joost van Schoorl, uit Vogels, 1996-2)

Uitgerekend in de eerste weken van maart weet een van de minst opvallende soorten tuinvogels alle aandacht naar zich toe te trekken. Maak een korte wandeling door een stadspark of een buurt met wat tuinen en je kunt hem niet missen, de Heggenmus. In het hoogste topje van een flinke struik heeft hij, het mannetje, een zangpost gekozen om te laten weten dat hij gezond en wel de winter is doorgekomen en nog heel goed weet hoe hij een wijfje moet versieren. Althans, laten we dat hopen voor hem, want in dat vlak speelt zich in de Heggenmussenwereld een concurrentiestrijd van jewelste af.

Maandenlang hroen of zien we de Heggenmus nauwelijks in de tuin. Klein en onopvallend is hij, nauwelijks groter dan de winterkoning, bruinig gekleurd afgezien van zijn blauwgrijzige nek, bovenborst en kopje. Zijn spitse snavel verraadt dat hij een insekteneter is, die overigens in de wintermaanden ook raad weet met zaden. In die tijd van het jaar zijn Heggenmussen ook wel te zien op plekken waar voedsel wordt gestrooid. ‘s Winters zijn er, afkomstig uit het noorden en oosten, heel wat meer in ons land dan in de rest van het jaar, dus zien we Heggenmussen dan veel eerder.

Maar kijk hoe schuw en wegwezerig het gedrag van zo’n vogeltje is. Niets dat lijkt op de trots waarmee een roodborst altijd wel acte de présence geeft, niets ook heeft hij van de kekke kwiekheid die een winterkoning rondstrooit, niets van de brutaliteit van huismussen die zich geen puntje kaas van het brood laten eten. De Heggenmus, hij schuifelt daar maar wat, laag bij de grond, de buik bijna op de bodem. Altijd aan de rand van het vogelgezelschap, zo dicht mogelijk bij de heg waaraan hij zijn naam niet ten onrechte ontleent. Vaak zijn ze bij het wintervoer al vroeg ter plaatse, nog voor de andere vogelsoorten goed en wel wakker zijn. En vlak voor het slapen gaan is de Heggenmus ook een van de laatste die bescheiden nog wat graantjes meeprikt. Neen, de Heggenmus dringt zich niet op; pas als je de andere vogels hebt gezien merk je hem op.

Maar dat alles is voorbij in februari. De Heggenmus is niet alleen een van de vroegste zangers van het voorjaar, ontegenzeggelijk is hij ook een van de meest opvallende. En dan blijken er in de buurt veel meer Heggenmussen te leven dan je ooit had gedacht.

Wat we niet of nauwelijks zien is het driftige seksleven van de Heggenmussen. In Engeland is jaren onderzoek gedaan naar het voortplantingsgedrag van die kleine, bruinige sluipertjes. Een en al polygamie, zo kwam aan het licht. Wie nog dacht dat het er in de vogelwereld uitsluitend aan toegaat zoals de tortelende duiven dat laten zien of, zoals bij het partnerschap voor het leven dat de ganzengemeenschap zou kenmerken, leert van de Heggenmussen wel anders. Een puinhoop maken die vogeltjes van hun voortplantingsrelaties.

Een en al vrije liefde is het daar, ze doen het allemaal met elkaar. Het kan zijn dat een mannetje meerdere vrouwtjes heeft, maar dat hij ze alléén heeft, daarvan moet-ie maar niet te zeker zijn. Want de eega’s worden ook door andere mannetjes besprongen. Voortdurend moet elke Heggenmusheer zich dan ook afvragen of de eitjes die geproduceerd zullen worden wel bevrucht zijn met het eigen of met andermans sperma. Laat staan dat het vrouwtje zou kunnen weten wiens nakomelingen ze binnen de eischaaltjes tot leven laat komen. En zo komt in de wereld van die vrije liefde toch de jaloezie om de hoek kijken, want het gaat er immers om dat de eigen genen worden doorgegeven.

Daar nu hebben de stoutmoedige versierders wat op gevonden. Betrapt een mannetje het vrouwtje waarvan hij dacht dat ze de zijne was op overspel met een ander, dan pikt hij, voor opnieuw met haar te copuleren, eerst het sperma van de concurrent uit haar achterlijf. En dan hoopt hij maar dat die concurrent enige tijd later niet hetzelfde doet. Al die paringen, hoe berekenend ook, gaan nog van heel wat hofmakerij vergezeld. Voordat de daad gesteld wordt – en dat gebeurt dus veelvuldig – wordt er eerst flink gesjanst. Het mannetje draait om het wijfje heen, maakt allerlei trippelpasjes en kleine sprongetjes, laat de vleugels hangen, wipt met de staart en, zo zou je kunnen zeggen, laat niets na om duidelijk te maken wat-ie van zins is. Zij ontwijkt hem aanvankelijk keer op keer, vliegt weg, stijkt al snel weer neer. Hij er achter aan en het spel begint opnieuw. Dat herhaalt zich enige tijd, beide weten wat ervan komt.

Als in het vroege voorjaar de struiken nog kaal zijn, wordt het nest bijna steeds in wintergroene heesters gemaakt: in hulst- of taxusheggen, coniferen of dichte bundels klimop. Niet gemakkelijk te vinden zo’n nestje, maar wie het gevuld en al aantreft, ziet er vier, vijf, soms zes lichtblauwe eitjes. Kennelijk omdat de mannetjes en de vrouwtjes niet precies weten van wie nu wel die eitjes zijn, wordt het broeden niet alleen door het vrouwtje en haar vermeende partner gedaan, maar ook wel door, laten we zeggen, goede vrienden. Toch heb ik tweemaal meegemaakt dat in mijn tuin een nest niet uitkwam nadat een Heggenmus zich tegen een ruit had doodgevlogen.

Eenmaal aan het broeden geslagen, zijn de vogels opnieuw schijnbaar verdwenen. Zang is nauwelijks meer te horen, zien doe je ze dan maar zelden. Is het legsel grootgebracht of verstoord, dan begint vaak het hele spel opnieuw. Ongeveer vanaf half mei tot begin juli zijn de Heggenmusmannen, zij het nu in geringer aantal, opnieuw op veel plekken te horen. Een tweede broedsel is na enige tijd het gevolg. Dat vindt ook de inmiddels uit het zuiden teruggekeerde koekoek prettig. Die deponeert zijn eieren nogal eens in een Heggenmusnest. Dan kan het gebeuren dat je half juli zo’n kleine Heggenmusman of –vrouw de hele dag met voer ziet vliegen naar een koekoeksjong, dat vijf, zes keer groter is dan zijn pleegouders. De hegemuseieren zijn tegenover de indringer kansloos. Het koekoeksjong komt steevast als eerste uit en kiepert de eieren van het gastgezin uit het nest. Met de conditie van de oudervogels zal het overigens ook niet al te best meer zijn gesteld nadat ze een keokoeksjong hebben grootgebracht. Volop zomer is het inmiddels. De Heggenmussen verdwijnen opnieuw in hun voor onze ogen nauwelijks aanwezige wereld. Af en toe zien we er eentje schuifelen langs de tuinrand. Pas als het gaat winteren komen ze weer dichterbij.